De hervorming van het ondernemingsrecht en de impact op de samenwerking tussen ontwerpers

Op vrijdag 27 april 2018 verscheen in het Belgisch Staatsblad de Wet van 15 april 2018 houdende hervorming van het ondernemingsrecht.
Deze Wet wijzigt verschillende regelgevingen vanaf 1 november 2018 (artikel 260). Zo worden er niet enkel aanpassingen aangebracht aan het Burgerlijk- en Gerechtelijk Wetboek, het Strafwetboek en (hoofdzakelijk) het Wetboek van Economisch Recht, maar ook aan het huidige Wetboek van Vennootschappen. Aangezien de aansprakelijkheid van onze ontwerpers tot onze expertise behoort, vonden wij het belangrijk mee te delen dat deze wet ook consequenties zal hebben voor samenwerkingsvormen zonder rechtspersoonlijkheid, met name de maatschap - of tijdelijke vereniging zoals deze vaak wordt genoemd. 

De huidige regeling: private opdrachten 

Enkel architecten in de maatschap
Wanneer verschillende architecten zich verenigen in een samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid, een ‘maatschap’ of ‘tijdelijke vereniging’ zoals dit vaak wordt genoemd, dan wordt de hoofdelijke aansprakelijkheid tussen deze architecten niet vermoed. Dit staat in sterk contrast met de regeling die van toepassing is voor aannemers. Aannemers die zich verenigen in een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid zullen in regel wel hoofdelijk aansprakelijk zijn. Hun samenwerkingsverband zal immers gekwalificeerd worden als een tijdelijke handelsvennootschap.

Juridisch gezien wordt het onderscheid uitgelegd in de artikelen 46 en 47 Wetboek Vennootschappen:

“Art. 46. De maatschap is een vennootschap met een burgerlijk of handelsdoel die geen rechtspersoonlijkheid bezit.”

“Art. 47. De tijdelijke handelsvennootschap is een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, die zonder een gemeenschappelijke naam te voeren, een of meer bepaalde handelsverrichtingen tot doel heeft.”

Naar aansprakelijkheid toe is het onderscheid belangrijk, nu dit tot gevolg heeft of de vennoten al dan niet hoofdelijke aansprakelijkheid dragen:

“Art. 52. De vennoten van een maatschap zijn ten aanzien van derden verbonden, hetzij voor een gelijk deel, wanneer de vennootschap een burgerlijk doel heeft, hetzij hoofdelijk, wanneer zij een handelsdoel heeft. Van deze aansprakelijkheid kan niet worden afgeweken dan door een uitdrukkelijk beding in de met derden gesloten akte.”

“Art. 53. De vennoten in een tijdelijke handelsvennootschap zijn hoofdelijk gehouden jegens de derden met wie zij hebben gehandeld. Zij worden rechtstreeks en persoonlijk gedagvaard.”

Architecten die samenwerken zullen dit in regel doen binnen een burgerlijke maatschap omdat het voorwerp van deze samenwerking een burgerlijk doel zal hebben: de architectuuropdracht.
Een architect is een vrije beroeper en geen handelaar en kan in die hoedanigheid geen commerciële handelingen stellen.
Ten gevolge hiervan wordt de hoofdelijke aansprakelijkheid tussen architecten in geval van een samenwerking in een tijdelijke vereniging met als doel een architectuuropdracht, niet vermoed. Dit betekent dat het niet van rechtswege van toepassing is.
Uiteraard is het juridisch wel mogelijk om deze hoofdelijke aansprakelijkheid contractueel te bedingen. Dit is natuurlijk niet in het belang van de architect, maar wordt soms geëist door de bouwheer.

Ook een ingenieur en/of studiebureau in de maatschap
Van zodra een ingenieur deel uitmaakt van het samenwerkingsverband – bijvoorbeeld omdat het gaat om een multidisciplinaire ontwerpopdracht waarin niet alleen de architectuur maar ook de studie stabiliteit en speciale technieken is begrepen – komen we momenteel in een grijze zone. Een ingenieur kan immers wel als handelaar optreden en handelsdaden stellen en ten gevolge van zijn deelname is het mogelijk dat de maatschap een commercieel doel verkrijgt.
In dat geval wordt er gekeken naar het evenwicht binnen de samenwerking. Als de opdracht van de ingenieur(s) niet bijkomstig is en de architectuuropdracht ondergeschikt is aan die van de ingenieur(s), dan zal er in regel wel hoofdelijkheid bestaan.Ook in dit geval heeft wat in de overeenkomst met de bouwheer staat, prioriteit. Men kan dus perfect overeenkomen dat er geen hoofdelijke aansprakelijkheid geldt.

De huidige regeling: overheidsopdrachten

Bij overheidsopdrachten daarentegen is er wel standaard een hoofdelijke aansprakelijkheid tussen de ontwerpers die zich hebben ingeschreven op de opdracht door middel van een samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid.
Artikel 44 §1 van het KB Plaatsing van 18 april 2017 bepaalt immers dat de deelnemers van een combinatie zonder rechtspersoonlijkheid hoofdelijk aansprakelijk zijn.
Hierop wordt in hetzelfde artikel een uitzondering gemaakt: Deze hoofdelijke aansprakelijkheid is niet van toepassing op een architect die zou behoren tot een combinatie waarin eveneens een aannemer aanwezig is.

De conclusie vandaag

Bij private opdrachten geldt het principe dat als architecten samen een architectuuropdracht aangaan, er geen hoofdelijke aansprakelijkheid is, tenzij dit contractueel zo is bepaald.
Bij overheidsopdrachten is er steeds een hoofdelijke aansprakelijkheid bij samenwerking tussen ontwerpers, tenzij een aannemer deel uitmaakt van dit samenwerkingsverband, bijvoorbeeld in een Design & Build-procedure.
Van zodra de opdracht verder gaat dan architectuur en er ook een of meerdere ingenieurs in de feitelijke vereniging zitten, moet gekeken worden naar het zwaartepunt van de opdracht.

De toekomstige regeling: private opdrachten

Een van de krachtlijnen van de toekomstige hervorming van het ondernemingsrecht bepaalt dat het onderscheid tussen burgerlijke zaken en handelszaken zal worden afgeschaft. Zo verdwijnen bijvoorbeeld de begrippen ‘handelaar’ en ‘koopman’ en ook de afzonderlijke regeling inzake marktpraktijken en consumentenbescherming die momenteel van toepassing is op vrije beroepers die intellectuele prestaties verlenen (het huidige boek XIV), zal verdwijnen.
Deze gelijkschakeling heeft ook gevolgen voor de wettelijke definitie van de maatschap en de gevolgen op het vlak van aansprakelijkheid die wij hierboven hebben weergegeven.
Artikel 25 van de Wet van 15 april 2018 verwijdert de woorden “met een burgerlijk of handelsdoel” uit de definitie van het hierboven geciteerde artikel 46 van het Wetboek van Vennootschappen zodat een maatschap simpelweg wordt gedefinieerd als een vennootschap die geen rechtspersoonlijkheid bezit.
Artikel 29 van dezelfde Wet vervangt de volledige tekst van artikel 52 van het Wetboek van Vennootschappen en voert nu volgende regeling in:

“Art. 52. De vennoten van een maatschap zijn ten aanzien van derden hoofdelijk verbonden. Van deze aansprakelijkheid kan niet worden afgeweken dan door een uitdrukkelijk beding in de met derden gesloten akte.”

De nieuwe regelgeving heeft dus tot gevolg dat de hoofdelijke aansprakelijkheid tussen de leden van de maatschap de regel wordt.
Wanneer verschillende architecten zich verenigen om samen één architectuuropdracht uit te voeren, zullen zij t.o.v. de bouwheer dus hoofdelijk aansprakelijk zijn, tenzij contractueel het tegendeel wordt bedongen.
Dit geldt uiteraard eveneens voor combinaties tussen architecten en andere dienstverleners, of tussen combinaties van ontwerpers zonder architect.

De toekomstige regeling: overheidsopdrachten

De Wet van 15 april 2018 voert geen wijziging van de overheidsopdrachtenregelgeving door.
De regeling zoals deze bij overheidsopdrachten gold, blijft van toepassing.
Bij samenwerking tussen ontwerpers binnen een combinatie zonder rechtspersoonlijkheid, geldt er dus een hoofdelijke aansprakelijkheid t.o.v. de aanbestedende overheid.
Het private- en overheidsopdrachtenrecht zullen op dit punt dus gelijkgeschakeld worden.

Aandachtspunten

Jouw algemene polisvoorwaarden voorzien geen waarborg voor deze hoofdelijkheid. Bij deelname aan een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid is de waarborg immers beperkt tot het aandeel van de verzekerde in de gemeenschappelijke opdracht. Het aandeel van de andere deelnemers in de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid is niet inbegrepen in de waarborg tenzij hiervan werd afgeweken in de bijzondere voorwaarden.
Je kan dit oplossen door in de overeenkomst met de opdrachtgever uitdrukkelijk te bepalen dat er geen hoofdelijke aansprakelijkheid geldt tussen de ontwerpers ten overstaan van de opdrachtgever.
Wij kunnen volgende twee clausules voorstellen. Clausule A betreft een samenwerking waarbij de dienstverleners ‘dezelfde’ prestaties leveren en elke dienstverlener voor een gelijk deel verantwoordelijk is (bijvoorbeeld een samenwerking tussen 2 architecten die gedurende de volledige opdracht samenwerken en elk 50% factureren). Clausule B betreft daarentegen een samenwerking waarbij de dienstverleners afzonderlijke en perfect van elkaar af te scheiden prestaties leveren (bijvoorbeeld een architect doet architectuur, ingenieur A de stabiliteitsstudie en ingenieur B de technieken.)

CLAUSULE A:
“In afwijking van artikel 52 Wetboek vennootschappen komen partijen overeen dat er tussen de vennoten van de maatschap die samen de ONTWERPER uitmaken, geen hoofdelijke aansprakelijkheid geldt ten overstaan van de OPDRACHTGEVER.
Elke vennoot is aansprakelijk voor een gelijk deel.”

CLAUSULE B:
“In afwijking van artikel 52 Wetboek vennootschappen komen partijen overeen dat er tussen de vennoten van de maatschap die samen de ONTWERPER uitmaken, geen hoofdelijke aansprakelijkheid geldt ten overstaan van de OPDRACHTGEVER.
Elke vennoot is aansprakelijk voor zijn deel in de opdracht, conform de taakverdeling voorzien in artikel X.”

Mogelijks zal de opdrachtgever weigeren een dergelijke clausule te ondertekenen omdat hij wil contracteren met een vereniging juist omwille van die hoofdelijkheid. In dat geval is het aangewezen het project te verzekeren via een Enige Werfpolis waarin alle leden van de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid zijn verzekerd.

Uiteraard zijn wij beschikbaar voor verdere vragen, en dit via assist@protect.be en op 02/421.17.44.

Tom Cromphout
Jurist Studiedienst

0
0
0
s2sdefault